'Keizer Rudolf,' zei Thaddeus nonchalant, 'had ik je nog niet verteld dat hij een goede vriend van me is? Aardige man, Rudolf. Maar verward. Met zijn hang naar het occulte, dreigt hij vaak te ontsporen. Hij laat zich omringen door de meest vreemde snuiters. Mannen die beweren dat ze lood in goud kunnen veranderen. Alchemisten. Astrologen die gunstige data voor hem moeten berekenen. Natuurfilosofen die zo ijdel zijn om te denken dat ze Gods werk kunnen doorgronden. En kunstenaars, heel veel kunstenaars. Tja, zoals bekend, zijn dat ook niet de meest heldere geesten bij wie je als het over belangrijke zaken gaat advies moet inwinnen…'
- Uit: Rachel, of het mysterie van de liefde
De bijnaam van Keizer Rudolf II, de keizer van Het Heilige Romeinse Rijk, was "de gekke alchemist". Hij was een intelligente man met grote interesse in wiskunde, wetenschap, kunst en alchemie. Hij beheerste Spaans, Duits, Frans, Latijn, Italiaans en een beetje Tsjechisch. Maar hij leed aan donkere stemmingen en oncontroleerbare woedeaanvallen. Net zoals zijn moeder, Maria van Spanje, had hij een melancholische aanleg.
Op 12 jarige leeftijd werd Rudolf naar Spanje gestuurd om zijn opleiding te voltooien. Dit gebeurde onder leiding van de in het zwart geklede graaf Philip II, die hem meenam naar het klooster van Montserrat, hoog in de bergen. 's Nachts moest hij in de graaf zijn slaapkamer komen dansen of laten zien hoe goed hij kon schermen. De duistere jaren in Spanje tekenden zijn leven.
Wanneer hij terug thuis kwam, in 1576, werd hij gekroond tot koning van Hongarije en Bohemen. In 1577 kreeg Rudolf zijn eerste zenuwinzinking en hij verliet bijna nooit zijn kasteel.
Rudolf stond bekend als een lelijke man met een grote 'Hasburgse' lip, geprononceerde kaken en korte benen. Reeds op jonge leeftijd verloor hij al zijn tanden.
Rudolf aarzelde voortdurend in liefdesaangelegenheden. Jarenlang was hij verloofd met zijn nicht Isabel maar omdat hij altijd een huwelijk uitstelde, trouwde ze, tot zijn woede, met zijn jongere broer Albert. Rudolf voelde zich zowel aangetrokken tot mannen als vrouwen. Volgens de geruchten had hij vele minnaars en minnaressen, met een voorkeur voor maagden, zowel mannen als vrouwen. Hij had een aantal jaren een relatie met Katharina Strada, de dochter van een van zijn antiquairs bij wie hij zes niet erkende kinderen kreeg.
Zijn zoon Julius Caesar had dezelfde vreemdheid van zijn vader en stak op een dag zijn bijvrouw Maruska met een mes en gooide haar bloedend uit het venster in de vijver. Wonderwel overleefde ze de val, maar hoewel ze vluchtte naar haar vader, eiste hij dat ze terug kwam, en liet haar vader in de gevangenis werpen. Toen ze terugkwam, sloeg hij haar, sneed haar oren af, stak een oog uit, sloeg haar tanden uit, en spleet haar schedel in tweeën. Hij wierp stukken vlees van haar doorheen de kamer. Julius werd gearresteerd en bracht jaren in de gevangenis door.
In 1583 ging hij definitief in Praag wonen en begon met zijn astronomische en magische studie en aan de verzameling van zijn rariteitenkabinet. Deze nam drie grote zalen in, in zijn paleis. Zijn "Kunstkammer" was encyclopedisch gerangschikt door zijn huisarchivaris Anselmus Boetius de Boodt, een specialist in mineralen, die met zijn vriend Thaddeus Hagecius, rondreisde om nieuwe curiositeiten te verzamelen. Er werden tevens allerlei opgezette exotische dieren in huis gehaald. Ook zijn kunstcollectie groeide snel, met een bijzondere voorliefde voor schilderijen die zijn keizerlijke macht voorstelden en erotische schilderijen. Schilders die voor hem werkten waren Giuseppe Arcimboldo, Karel van Mander, Hans Vredeman de Vries, Adriaan de Vries, Hans von Aachen en natuurlijk Bartholomeus Spranger (die een belangrijke rol in het boek "Rachel" speelt). Daarnaast verzamelde hij kunstwerken van o.m. Breughel, Dürer en Veronese. Helaas viel de collectie na zijn dood uit elkaar, en verspreidde zich over tal van koningshuizen.
Rudolf verzamelde ook 'mensen' zoals astronomen, humanisten, artsen, kunstenaars, ambachtslieden en antiquairs rondom hem heen. De Deense astronoom Tycho Brahe stelde zijn instrumenten op om de sterren te bestuderen en schreef zijn berekeningen neer over de bewegingen van planeten. Ook Johannes Kepler vond een gastheer in de keizer. Ondertussen experimenteerden zijn alchemisten, zoals John Dee en Edward Kelly, in de keukens. Rudolf deed zelf ook alchemistische experimenten.
Het is niet verwonderlijk dat Rudolf II weinig tijd en interesse had in staatszaken. Die liet hij dan ook afhandelen door zijn belangrijkste minister Wolfgang Rumpf, die eigenlijk het land leidde. Maar na verloop van tijd vertrouwde hij ook Rumpf niet meer en ontsloeg hem. Het land werd onregeerbaar, want Rudolf nam geen enkele beslissing. Hij kwam nooit buiten, zorgde dat hij ongezien door het paleis kon lopen, en at altijd alleen op hetzelfde tijdstip in dezelfde kamer. De staatszaken werden nu geleid door de jonge Philip Lang.
Rudolfs geestelijke gesteldheid ging snel achteruit. Hij was altijd triest, snel geïrriteerd en slecht gehumeurd. Ook werd hij bijzonder achterdochtig in de veronderstelling dat zijn familie hem wilde vermoorden. Hij verborg zijn goud achter slot en grendel in kisten, waardoor er soms geen eten kon gekocht worden in de burcht. Meer en meer trok hij zich terug uit de wereld. Hij weigerde heel vaak om belangrijke mensen te ontvangen, of liet ze dagenlang wachten. Rudolf haatte zijn broer Matthias en vernederde hem zoveel hij kon, door hem geen geld te geven, geen benoeming en geen toestemming om te trouwen.
In 1611 dwong zijn broer Matthias de regering aan hem over te dragen. Rudolf behield wel zijn Koninklijke kroon.
Voor de joden was hij een goede keizer; tijdens zijn regering mochten ze vrij zaken doen maar toch bleven ze verplicht een gele cirkel te dragen. Er kwamen veel verzoeken bij hem binnen om de joden te verbannen, die hij uiteindelijk niet inwilligde, ondanks het protest daarover bij de officiële gemeenteambtenaren. Ze probeerden alsnog te verbieden dat nieuwe joden naar Praag kwamen, en ze ergerden zich aan het feit dat de uitbreiding van hun territorium de Heilige Geestkerk (de kerk van Thaddeus) bereikt had. Rudolf was fel gekant tegen de vijandschap tegen de protestanten en op het eind van zijn regeerperiode voerde hij zelfs godsdienstvrijheid in.
De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in het Hradschin kasteel in Praag, tezamen met zijn exotische dieren. Toen zijn favoriete leeuw en twee arenden stierven, kreeg hij waterzucht. Gedurende zijn leven was hij zijn katholieke geloof verloren, en hij liet dan ook geen sacramenten toedienen toen hij stervende was. De bevolking van Praag rouwde, want onder zijn regering, kende Praag zijn Gouden Eeuw.
Indien u meer wilt weten of lezen over keizer Rudolf II, consulteer de bibliografie