Isaac Newton was zijn leven lang op zoek naar de "oerreligie". Hij geloofde dat alle kennis reeds in het bezit was van de "ouden".
De zeven geboden die God aan Noach gaf, waren de zeven basiswetten waaraan de hele mensheid zich diende te houden. Isaac Newton probeerde volgens deze zeven wetten te leven.
God zei tot Noach en zijn zonen:
"Nu ga ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan, dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid, en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten." En God zei: "Dit is het teken van het verbond, dat ik instel tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken, die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde. Wanneer ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal ik denken aan het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens, alles wat leven heeft…"
- Genesis.
De essentie van de Zeven Wetten van Noach is het verbod op afgodenverering, ofwel afgoderij. Men ontkent de essentie van religie door een andere 'godheid' dan de Schepper te aanbidden.
Het is verboden om enig schepsel te dienen of te aanbidden - geen mens, geen engel, geen plant, geen ster, noch de elementen (aarde, water, vuur en lucht), noch enig ding dat er van afgeleid kan worden. Om zich aan het verbod op afgoderij te kunnen houden, zal men zich bewust moeten worden van Gods eenheid.
Het is niet toegestaan een ander mens te doden omdat het leven het meest waardevolle onderpand is dat een mens bezit. Zelfs wanneer iemand anders ons met de dood bedreigt.
Natuurlijk mag men wel vluchten of zich op andere manieren verdedigen er op lettend het leven van de andere niet in gevaar te brengen. Er is opgedragen de naaste lief te hebben zoals zichzelf. Dit houdt in dat men ook diegenen die ons haten of kwaad berokkenen, moet liefhebben.
Men moet zich ervan bewust zijn dat ook zij een onderdeel zijn van de volmaakte schepping en er een reden is waarom ze in ons leven zijn.
De enige vorm van moord die is toegestaan, is de doodstraf, uitgesproken door een rechtbank, omdat in Genesis staat: "Wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten." De doodstraf is dan gerechtvaardigd omdat moord de hele wereld uit balans brengt.
Tot voor de zondvloed was alle vlees aan de mens verboden. Na de zondvloed sprak God tot Noach: "Alles wat leeft en beweegt zal u tot voedsel dienen: dat alles schenk ik u naast het groene gewas. Alleen vlees met de ziel – vlees met het bloed er nog in – moogt gij niet eten."
Toch wordt het eten van vlees als niet ideaal gezien omdat de mens van origine een vegetariër is. Het eten van vlees is een uiting van agressie, wreedheid en egoïsme. Toch is het niet verboden omdat de mens zijn wreedheid beter kan uitdrukken in het eten van vlees, dan in het elkaar verscheuren.
Ook is het niet zo dat vegetariërs als betere, of spiritueel ontwikkelder mensen worden beschouwd. Ook in vegetariërs is een neiging tot wreedheid waarmee zij het gevecht moeten aangaan.
Het slachten van dieren voor consumptie moet zo humaan mogelijk gebeuren, waarbij het dier zo weinig mogelijk te lijden heeft. Daarmee onderscheiden we ons als mens van wilde dieren die ook vlees eten. We mogen het vlees pas eten wanneer het van zijn bloed is ontdaan. Het bloed moeten we bedekken om onze verlegenheid over onze neiging tot wreedheid uit te drukken.
De Menselijke Liefde is een reflectie van de Goddelijke Liefde. Wanneer we met elkaar omgaan alsof we "goddelijk" zijn, dan ervaren we ook de liefdesband van God met de mens. Dan ervaren we het gevoel gekend en begrepen te zijn door iemand, om begrip te vinden zelfs als we fouten maken, het genot van iemand anders gelukkig te maken en ontdekken we het gevoel van onsterfelijkheid in onze kinderen.
We kwamen in deze wereld door seksuele relaties en dat is de meest intense vorm van liefde. De manier waarop we seksualiteit beleven en uitdrukken laat zien in hoeverre we liefdevolle wezens zijn, in relatie tot de wereld en onze medemens.
Zo zijn al onze liefdevolle daden, van het geven van donaties tot iemand iets goeds toewensen, een vertaling van de ontwikkeling van onze seksualiteit.
De vrouw is het huis, zoals haar lichaam het huis is voor het ongeboren kind. Als heilige plaats om in te wonen verdient zij het daarbij horende respect.
Wanneer een vrouw een seksuele relatie aangaat, vertrouwt ze de diepste essentie van haar natuur toe. Ze verbindt haar diepste zelf in een twee-eenheid, in een heilig huwelijk. De natuur van de man is om te geven. De natuur van de vrouw is om te ontvangen. Het is de man zijn plicht zijn vrouw ten volle te bevredigen en al haar behoeftes te voldoen. Hij moet haar respect, eer en een goede naam bezorgen.
De rabbi’s zeggen: "Praat niet met God terwijl je aan vrouwen denkt, maar praat met een vrouw terwijl je aan God denkt."
Het is verboden om geld of enig object te stelen. Misschien is dit wel het moeilijkste gebod omdat we voortdurend in verleiding worden gebracht ons dingen toe te eigenen die niet van ons zijn.
Zo wordt ‘het stelen’ van de tijd van de werkgever als diefstal gezien. Wanneer we schade berokkenen aan het eigendom van iemand anders is dat diefstal. Hier valt ook psychische schade onder; wanneer we iemand kwetsen, beroven we hem van zijn integriteit en eigenwaarde. Net zoals fysieke schade diefstal is. De aanranding van een vrouw is diefstal van haar maagdelijkheid.
Godslastering is zowel het vervloeken van de Schepper als van zijn Schepping. Wie overtuigd is van de eenheid van God of het universum, gelooft niet in een kwaadaardige kracht zoals die van Satan.
Alles wat is, heeft betekenis en is uiteindelijk "goed’.
Zoals de zwaarbeproefde Job antwoordde toen zijn vrouw hem vroeg waarom hij zich niet afkeerde van God: "Het goede nemen we wel aan van God, waarom dan het kwade niet?"
Ook het aanbidden van Jezus als Godheid in plaats van als wijze, maar menselijke, profeet wordt als godslastering gezien. De complexiteit van het leven, is de goddelijke expressie van zijn glorie.
De rabbi’s geloven niet dat God de wereld zou willen vernietigen omwille van kwaadaardige mensen; hij heeft vertrouwen in zijn verdwaalde schapen en alle tijd om te wachten tot ze zelf weer de weg vinden.
De machteloosheid van de mens uit zich vaak in het vervloeken. Terwijl het woord heilig is en met het woord deze wereld gecreëerd werd. Daarom mogen we het geschenk dat besloten ligt in het Woord dat ons gegeven werd, niet misbruiken.
Wanneer we in moeilijke omstandigheden iets vervloeken, geven we het vertrouwen op dat ook in het slechte uiteindelijk iets goeds zal zitten. In het woord God, zit al een verwijzing naar "goed". Het woord God is afkomstig van het Hebreeuwse Gad, wat zachtheid, vriendelijkheid en goedheid betekent.
Omdat wetten nageleefd en gecontroleerd moeten kunnen worden, is het zevende gebod de oproep aan de mens om rechtbanken op te richten. Mensen moeten zichzelf en elkaar kunnen aanspreken op het naleven van de wetten.
Het doel van de rechtbank is echter niet om straffen op te leggen, maar om tot actief berouw te komen. Het erkennen van wat niet goed gegaan is, en het streven om het gebeurde te compenseren door een goede daad, die weer balans brengt in de schepping.
Net zo goed geeft een rechtbank het slachtoffer de kans om te leren vergeven. Om, hoe moeilijk ook, te beseffen dat haat met haat bestraffen, niets oplost. Want vergeven doe je misschien nog wel meer voor jezelf dan voor degene die je iets kwaads heeft aangedaan.
Door te vergeven, geef je jezelf de kans het leven weer op te pakken, en de pijn en de verbittering achter je te laten. Overal waar minstens drie personen aanwezig zijn met de bereidheid zichzelf bloot te geven en elkaar te willen corrigeren in plaats van te veroordelen, richt de mens een rechtvaardige rechtbank op. Met als uitgangspunt in gedachte; doe nooit een ander aan wat je niet wilt dat je zelf geschiedt. De centrale vraag moet niet alleen zijn; wat heb ik verkeerd gedaan, maar misschien meer nog; waar heb ik nagelaten goed te doen?
Geert Kimpen, de auteur van De Geheime Newton, kwam voor het eerst in aanraking met de Noachidische Geboden tijdens zijn research voor zijn eerste boek De Kabbalist, in Tsfat, Israel.
Lees hier een fragment uit een verhaal dat hij eerder publiceerde in Koörddanser.
Een plaats die ik herhaaldelijk bezoek in Tsfat is de Mikveh van Itschak Luria, het ritueel bad. Het is een kleine waterput met ijskoud bronwater uit de bergen waar de Itschak dagelijks naar toe kwam. Ook nu nog is het de hele dag en nacht een komen en gaan van mannen om hetzelfde bad te nemen.. Vlakbij het bad is een kleedruimte waar ik me samen met de vaak orthodox uitgeruste Joden uitkleed. Onder hun prachtige zwarte kleding dragen ze vaak grauwe versleten onderkleding.. Terwijl ik naakt mijn beurt afwacht, zegt een Jood dat ik ook mijn trouwring uit moet doen. Een voor een gaan we in de ijskoude waterput. Het is de bedoeling dat je zeven maal helemaal onder gaat met je kruin onder de waterspiegel. Het bad reinigt je van alle kwade invloeden en vervult je wensen.
Met kracht plons ik in het bad en ga wel zevenentwintig keer door mijn knieën. Wanneer ik er uit kom, voel ik me intens blij en krachtig.
's Avonds volg ik een kabbalales in het Ascent Centrum. Het is een plaats waar Amerikanen kunnen slapen en de kabbala kunnen bestuderen. Maar wel alleen Joodse Amerikanen. Wanneer ik bij de lesgevende rabbi kom, vraagt hij of ik Jood ben.
"Nee,…", zeg ik en ik wil uitleggen waar mijn kabbala interesse vandaan komt. Maar het interesseert hem niet. De rest van de les word ik genegeerd, al zijn er maar drie medestudenten. "De Joden zijn de ambassadeurs van god.", doceert hij, "en slechts een exclusief gedeelte van de Joden is klaar om de kabbala te bestuderen. Wij zijn er als voorbeeld voor andere volkeren. Wij moeten 613 wetten naleven. Niet Joden, slecht zeven, omdat zij de zonen van Noach zijn."
Ik voel me diep gekwetst en beledigd. Hoewel ik niet de discussie wil aangaan, provoceert de vrouw van de rabbi me om toch te zeggen wat me dwarszit na de les. "Was het Luria zelf niet die zei dat dankzij de geschriften van Chaim Vital de kabbala voor iedereen toegankelijk zou worden?", zeg ik.
Neerbuigend antwoordt de rabbi: "Probeer eerst die zeven wetten maar eens na te volgen, dat is al moeilijk genoeg."
Al snel kom ik erachter dat ook vandaag de dag er nog net zoveel rivaliteit bestaat tussen kabbalisten als in de tijd van Itschak en Chaim. Net omdat het een mystieke leer is die multi interpretabel is, beweert bijna elke rabbi dat hij de enige ware kabbalaleraar is. Het is een kleinzielige strijd der ego's die fundamenteel ontkent waar de kabbala in essentie voor staat; namelijk om je egoïsme te overwinnen en je ziel in overeenstemming te brengen met de wet van het geven van het heelal. Kabbala betekent dan ook letterlijk 'ontvangen'. Hoe meer we geven hoe meer we ontvangen van het heelal.
Samen met Zonneke en Christine dalen we de 235 trappen af naar het oude kerkhof van Tsfat. Hier liggen al de wijze mannen waar mijn verhaal over gaat, behalve Chaim want die is in Damascus gestorven en begraven. Vrouwen gooien zich neer op de graftombes. Ze kussen de blauwe stenen en huilen, lachen en zingen. Mannen lezen in hun gebedsboek. Er worden kaarsen ontstoken, en er wordt gemediteerd. Mijn rabbi zei dat je op deze graven contact kunt maken met de zielen van de kabbalisten en dat zij al je wensen kunnen verhoren. Ik zit een tijdlang met mijn hand op het graf van Itschak en probeer zijn aanwezigheid te voelen. Toen Luria stierf op achtendertig jarige leeftijd, slechts twee en een half jaar na zijn aankomst in Tsfat, sprong Chaim in het graf en wilde samen met hem begraven worden.
Moeizaam lopen we terug de heuvels in. Zonneke bestijgt moedig met haar kleine beentjes de honderden treden naar boven. Bij de Luria synagoog ontmoeten we een kabbalistische kunstenaar. Zijn ogen gaan gloeien. "Ik zie vier zielen bij jou!", roept hij uit, "Die van jou, je vrouw, je dochter en een vierde die nog op komst is. Hij is de Messias! Jij hebt zoveel levens overgeslagen doordat je in dit leven je vrouw en je dochter ontmoet hebt. Nu kun je je alleen aan het allerhoogste wijden; een boek over de kabbala. Je moet het schrijven."
Ik voel me vereerd maar ook bang. Wie ben ik om over de kabbala te schrijven? Slechts een zoon van Noach. We gaan terug naar ons hotel met de kleine Zonneke in het midden aan de hand. "Een, twee!" roept ze en met een gezamenlijk "Juppakee!" zwaaien we haar beentjes de lucht in.
Geschreven door Geert Kimpen
September 2004
Of Surf naar: www.noachieden.be