De Rozenkruisers waren een besloten genootschap uit de 15de eeuw die zich associeerden met het symbool van het Rozenkruis, dat ook door vrijmetselaars wordt gebruikt.
De beweging werd opgericht door Christian Rosenkreutz in 1407 en zou in het bezit zijn van een enorme schat aan geheime kennis. Het werd een mystieke beweging die morele en religieuze hervormingen nastreefde en alchemie en natuurfilosofie combineerde.
Ze haalden hun inspiratie onder meer bij Paracelcus. De basiswerken van de Rozenkruiserbeweging zijn "de Fama Fraternitatis", de "Chymische Bruiloft" en de "Confessio". Deze boeken werden aangetroffen in de bibliotheek van Newton en zijn druk voorzien van zijn persoonlijke aantekeningen.
De rozenkruisers werden omgeven door een grote waas van geheimzinnigheid. Niemand behalve een selecte groep leiders wist precies wie lid was van de beweging. Ze wilden een onzichtbaar genootschap zijn. Dit rozenkruiseridee inspireerde de leden van de Hartlib Circle tot het oprichten van het Onzichtbare College.
De rozenkruisers geloofden echter ook in letterlijke onzichtbaarheid en beweerden te kunnen praten met geesten en engelen. Ze zouden in het bezit zijn van het levenselixer en daardoor onsterfelijk zijn. Ze zegden zelf te kunnen beslissen wanneer hun tijd was gekomen om te gaan. Ook beweerden ze in het bezit te zijn van de Steen der Wijzen waardoor ze oneindig rijk waren.
In Newton’s tijd was de Rozenkruiserbeweging over zijn hoogtepunt heen, maar hij bewonderde de kennis van hun schrijvers zoals Elias Ashmole en Michael Maier. Wellicht stond hij ook sympathiek tegenover hun antiroomse houding. Hij deelde hun overtuiging dat de ouden in het bezit waren van alle kennis en dat het mogelijk was deze opnieuw te herontdekken.
De Londense alchemisten van de !7de eeuw vormden een netwerk rond Samuel Hartlib, een Pools Pruisische immigrant die in 1625 naar Londen verhuisde. Hartlib was erg beïnvloed door de utopische geschriften van Francis Bacon.
Ze vormden de Hartlib Circle, een brede groep van alchemisten, magiërs natuurfilosofen, schrijvers, leraren en ondernemers met leden in heel Europa tot zelfs in Noord Amerika. Kathy Ranelagh, de zus van Robert Boyle, speelde een belangrijke rol in de Hartlib Circle om deze intellectuelen van over de hele wereld met elkaar in contact te brengen. Ze hielden zich onder meer bezig met wereldproblemen; zoals onderwijs en armoede, en wilden van de wereld een Utopia maken zoals Bacon beschreven had.
Wetenschap en occulte kennis gingen hand in hand om van deze wereld een betere plek te maken. Hartlib geloofde in een republikeinse bestuursvorm en was dan ook diep teleurgesteld toen koning Charles II in 1660 koning van Engeland werd. De tijd was nog niet rijp voor Hartlib’s Utopia. Ook na de dood van Hartlib in 1662 gingen de bijeenkomsten door.
Leden van de Hartlib Circle waren onder meer George Starkey en Robert Boyle. De Amerikaan George Starkey was geboren in Bermuda uit Engelse ouders. Hij genoot meteen aanzien door zijn chemische kennis en het bezit van enkele bijzondere alchemistische werken van zijn meester Eirenaeus Philalethes die de Steen der Wijzen zou gemaakt hebben. Andere verdiensten van Philalethes waren dat hij een uitgestorven perzikboom opnieuw levend had gemaakt en bij een oude vrouw nieuwe tanden had laten groeien. Later bleek Starkey deze meester verzonnen te hebben.
Boyle en Starkey werden goed bevriend met elkaar en gingen samen experimenteren. Zo probeerden ze bijvoorbeeld samen de Alkahest (het ultieme oplosmiddel) te maken. Maar hun belangrijkste doel was om filosofisch kwikzilver te kunnen maken. Starkey bezorgde aan Boyle het manuscript The Key (Clavis in het Latijn) waarin de formule stond.
Boyle kwam niet verder met The Key en zond het rond in de hoop dat andere alchemisten hem verder zouden kunnen helpen, onder meer naar de Nederlandse alchemist Johann Morian en naar Isaac Newton. Newton verfijnde dit manuscript en sloeg er wel in om filosofisch kwikzilver te maken. Vele van de bewaarde geschriften van Starkey en Boyle, waarin ze hun chemische experimenten beschrijven, blijken te kloppen. Starkey stierf ten gevolge van de pestplaag in 1665.
Boyle’s boek "De oorsprong van vormen en kwaliteiten" (1666) was het distillaat van het onderzoek van The Hartlib Circle. Het was een boek dat Newton bijzonder bewonderde.
De Hartlib Circle wordt als de voorloper gezien van het Onzichtbare College en later het Koninklijk Genootschap.
De voorloper van het Onzichtbare College was de Hartlib Circle. Zij riepen op tot de oprichting van een Onzichtbaar College, een term die ze ontleenden van de Rozenkruisers. In het Onzichtbare College werden zowel wetenschappelijke als esoterische onderwerpen besproken.
Het Onzichtbare College (of the Invisible College) wordt voor het eerst in de brieven van Robert Boyle genoemd in 1646. Als achttienjarige jongen schrijft hij aan zijn leraar: "Wat me verheugt is dat de hoekstenen van het Onzichtbare College me kennen en me eren door aanwezig te laten zijn". Opvallend is dat hij de leden "hoekstenen" noemt. Een term die voortkomt uit de vrijmetselarij en gebruikt wordt bij het iniatie-ritueel.
Ook John Wallis, een wiskunde hoogleraar uit Oxford (en iemand waardoor Newton geïnspireerd werd) schreef een verslag over zijn ervaringen met het Onzichtbare College. De regels van het College die hij beschrijft, doen sterk denken aan een soort van vrijmetselarijloge. Net zoals voor vrijmetselaars was het hun bijvoorbeeld verboden – op gevaar van straf - om te discussiëren over politiek en religie.
Het Onzichtbare College bestond uit een groep natuurfilosofen die elkaar in het geheim ontmoeten in Londen, Oxford, Cambridge en op het kasteel Ragley Hall bij gravin Anne Finch.
Zij was één van de weinige 17de eeuwse vrouwen die zich bezig hielden met filosofie. Omdat vrouwen niet toegelaten werden tot de universiteit was de Cambridge professor Henry More bereid Anne Finch per briefwisseling op te leiden. More noemde haar "mijn heldhaftige leerlinge". Hij bracht meer tijd door op haar landgoed dan op de universiteit van Cambridge. More organiseerde bijeenkomsten op Ragley Hall en initieerde daar experimenten. Door de lange afwezigheden van Anne Finch’s man, logeerden er voortdurend gasten van het Onzichtbare College op het paleis. Zo werd Ragley Hall de ontmoetingsplek voor een groeiende groep intellectuelen met interesse in alchemie, chemie, mechanische natuurkunde, kabbala en de theorieën van de rozenkruisers.
Anne Finch leed aan een hardnekkige vorm van migraine. Robert Boyle, en vele andere alchemisten, probeerden haar te genezen. Zo kwam ze in contact met de Vlaming Francis Mercury van Helmont. Van Helmont wekte Anne Finch’s interesse in de kabbala, wat ze intensief ging bestuderen. Zij schreef het traktaat "Principes van de meest oude en moderne filosofie", dat erg geïnspireerd werd door de kabbala. Het traktaat werd anoniem in het Latijn gepubliceerd in Amsterdam dankzij de inspanningen van Francis van Helmont in 1690.
Van Helmont was één van de grootste kenners van de kabbala uit zijn tijd, dankzij zijn vriendschap met Knorr van Rosenroth. Samen verzamelden en vertaalden ze kabbalistische teksten die leidden tot het beroemde werk "Kabbala Denudata", de grootste collectie kabbalistische teksten in het Latijn, waaronder de Zohar. In het bijzonder waren ze gefascineerd en geïnspireerd door de visie van Itschak Luria en zijn leerlingen.
"De Kabbala Ontsluierd" probeert de brug te slaan tussen de Joodse mystiek en het christendom. De auteurs stellen het kabbalistische beeld van de "Adam Kadmon" gelijk aan Christus. Het is het basiswerk van de christelijke kabbala. Isaac Newton was een groot bewonderaar van het boek en had uiteraard een exemplaar in zijn bibliotheek. Zijn exemplaar is bewaard gebleven in de bibliotheek van de universiteit van Cambridge. Dr Seth Pancoast schreef: "Newton ontdekte de wet van de aantrekking en afstoting dankzij zijn studie van de kabbala"
Van Helmont bleef tot Finch’s dood op haar landgoed Ragley Hall wonen. Hij schreef verder onder meer het boek The Alphabet of Nature waarin hij aantoonde dat het Hebreeuws de oertaal van de mensheid was omdat de letters precies correspondeerden met de natuurlijke positie van de spreekorganen.
Door haar hoofdpijn bracht Anne Finch veel tijd door in een verduisterde slaapkamer, waar ze, te zwak om haar hoofd op te richten, mensen ontving zoals Jeremy Taylor, George Rust en Isaac Pennington. Gottfried Wilhelm Leibniz behoorde tot haar correspondenten en bewonderde haar werk.
Er zijn weinig brieven van Newton uit deze periode – mogelijk heeft hij een gedeelte ervan verbrand, enkele weken voor zijn dood. Maar uit de absentieboeken van Cambridge blijkt dat hij herhaaldelijk voor langere perioden weg bleef uit Cambridge en dus vermoedelijk op Ragley Hall doorbracht.
In de wel bewaarde brieven, blijkt dat Newton contact had met de alchemistische meesters "Mr Petty", Mr Gassend" en "Mr F", uiteraard codenamen van wie we niet zeker weten wie er achter schuil gingen. Mr F. was mogelijk Ezekiel Foxcroft, een andere Cambridge collega, met interesse in alchemie.
Newtons alchemistische naam was "Jeova Sanctus Unus" (De ene, heilige God), een anagram van de Latijnse schrijfwijze van zijn naam Isaacus Neuutonus.
Bij één van de bijeenkomsten van het Invisible College, in het Gresham College in Londen, werd na een lezing van Christopher Wren besloten tot de oprichting van het Koninklijk Genootschap.
Het Koninklijk Genootschap werd opgericht in 1660 en bestaat nog steeds.
De voorloper van het Koninklijk Genootschap was het "Onzichtbare College". Twaalf van hen besloten na een lezing door de architect Christopher Wren om "openbaar" te gaan, en het Koninklijk Genootschap op te richten. De bedoeling van het Koninklijk Genootschap was om elkaar wekelijks te ontmoeten (eerst in Gresham College, later in Arundel House) en te discussiëren over natuurfilosofische onderwerpen.
Het motto was: Nullius in Verba, of wel, Niets in Woorden. Men wilde onderzoek doen op basis van experiment, in plaats van debat en geredeneer.
De eerste jaren was de kwaliteit van de vergaderingen vaak nogal dubieus. Met name Robert Hooke maakte het als overijverige experimentator vaak bont met absurde demonstraties. De bijeenkomsten waren dan ook vaak meer vermaak voor verveelde aristocraten, dan dat het vernieuwende uitwisselingen waren.
Eén van de eerste uitgaven van het Genootschap was het boek "Micrographia" van Robert Hooke. Vanaf 1665 had het Genootschap zijn eigen tijdschrift, Filosofische Verhandelingen.
Oprichters waren onder meer Robert Boyle, Christopher Wren en Robert Moray. Sir Robert Moray was een krijgsman, vrijmetselaar en filosoof. In Edingburgh werd hij in 1641 ingewijd in de vrijmetselarij. Vanaf dat moment ondertekende hij zijn brieven met de vijfpuntige ster, een vrijmetselaarssymbool.
Hij was goed bevriend met Koning Charles II. Moray zorgde ervoor dat de koning zijn naam aan het Genootschap verbond. Deze Koninklijke bescherming hield allerlei voorrechten in zoals de toestemming de lijken van criminelen te mogen onderzoeken.
Opvallend is koning Charles portret op de voorkant van een boek over de vroege geschiedenis van het Koninklijk Genootschap. Op deze tekening uit 1667 zijn tal van vrijmetselaarssymbolen afgebeeld, wat een duidelijk verband aantoont tussen het Koninklijk Genootschap en de vrijmetselarij. Het borstbeeld van Charles op de tekening staat op de plaats waar in een vrijmetselaarstempel de zuil van Enoch zou staan. Deze pilaar staat symbool voor de geheimen van de wetenschap en symboliseert koning Charles dus als de beschermer van de geheimen van de wetenschap.
Moray werd de eerste voorzitter van het Koninklijk Genootschap.
Een andere oprichter, Elias Ashmole, staat niet alleen geregistreerd als de eerste "officiële" vrijmetselaar, maar tevens als rozenkruiser.
In 1710 werd Newton voorzitter van het Koninklijk Genootschap en werd nieuwe huisvesting gevonden in Crane Court.
Jonathan Swift parodieerde het Koninklijk Genootschap en zijn voorzitter Newton in Gullivers Reizen, wanneer het hoofdpersonage een reis maakt naar Het Land van Laputa (Spaans voor: Het land van de hoer…). Hij laat daar de natuurfilosofen zonnestralen onttrekken aan komkommers om het in de winter warm te hebben, uitwerpselen transformeren tot voedsel, blinden schilderen door hun pigment te laten proeven, en een machine uitvinden die automatisch boeken kan schrijven.
John Desaguliers werd in 1712 de rechterhand van Newton in het Koninklijk Genootschap. Desaguliers was de officiële oprichter van de Vrijmetselaars. De meeste leden van het Koninklijk Genootschap werden ook lid van deze eerste vrijmetselaarsloge.
De Asterism was de naam van het genootschap van alchemistische meesters waarvan de "Patriarch van Antioch" de leider was. Historici hebben nog niet kunnen ontdekken wie erachter deze titel schuilging. In die tijd waren er een aantal mensen die zich uitgaven voor de Patriarch van Antioch.
Volgens professor Malcolm, die "de Asterism" ontdekte, werd met de Patriarch van Antioch de alchemist Borri gesuggereerd.
Dat zou ook de reden geweest zijn waarom Boyle zo gretig inging op de verhalen van Pierre (Saint Germain); Borri stond immers bekend als één van de grootste alchemisten van zijn tijd. Hij werd geboren in 1627 in Milaan en studeerde bij de Jezuïeten in Rome. Daar ontstond zijn interesse in kabbala, alchemie en medicijnen. In 1654 kreeg hij een visioen dat de kerk schoongeveegd moest worden van corruptie ter bevordering van de mensheid. Hij richtte een geheime organisatie op en vroeg aan zijn volgelingen een gelofte van armoede, geheimhouding en gehoorzaamheid. Drie jaar later werd hij veroordeeld vanwege ketterij omdat hij in staat zou zijn de Steen der Wijzen te maken en dat goud wilde inzetten om een Leger tegen de Paus op te richten. Hij kon echter ontvluchten en zocht steun bij andere Europese alchemisten zoals Hartlib (van de Hartlib Circle), en Boyle.
In 1661 vestigde Borri zich in Amsterdam en groeide zijn reputatie als alchemist. Ook Newton was bijzonder gefascineerd door Borri. In een brief aan een vriend, Francis Aston, die Amsterdam bezoekt, schrijft (de nog jonge) Newton: "Er woont iemand in Holland, Borri, die een paar jaar gevangen zat bij de paus en geheimen van hem heeft afgeperst, werd mij verteld, geheimen van groot belang voor het medische en het profijt; probeer zoveel mogelijk informatie over hem te verzamelen…"
Borri kwam in opspraak in Amsterdam, verhuisde weer en werd de hofalchemist van Frederik de Derde in Denemarken. In 1670, wanneer Christiaan de Vijfde op de troon komt, werd Borri verbannen uit Denemarken en verhuisde naar Turkije, maar werd gearresteerd door het Vaticaan. Hij werd gevangen gezet in de Engelenburcht, maar genoot van een soort semi-vrijheid, waarbij hij vrienden, zoals Koningin Christina, kon bezoeken. Hij mocht zelfs een laboratorium bouwen om zijn onderzoek verder te zetten.
In de correspondentie tussen Pierre en Boyle lezen we dat de Asterism (het geheime genootschap) Borri steunt met een bijdrage van 10.000 livres per jaar. In 1677 nodigde de Patriarch Robert Boyle uit lid te worden van de Asterism vanwege zijn grote verdiensten als alchemist.
Boyle en de patriarch wisselden in deze periode vele geschenken uit per post. Hij stuurde telescopen, weegschalen, wereldbollen, Turkse vertalingen van het Nieuwe Testament, maar ook bizarre goederen zoals jasjes, vleeskleurige stoffen en staanklokken. In ruil ontving Boyle ondermeer fruit en kaas, en beloofde de Patriarch parels te zullen sturen, alsook Perzische kleden, chinees porselein, zijde en lampen van rotskristal. Maar het belangrijkste geschenk dat de Patriarch Boyle in het vooruitzicht stelde, was "het gezegende poeder", dat tijdens een zending verloren ging.
In de hoop dat de patriarch opnieuw het "poeder" zou sturen, zond Boyle hem alle alchemistische recepten die hij bezat. Ze ontmoetten elkaar nooit. Het contact verliep via de afgezant van de Patriarch, Georges Pierre.
In het boek De Geheime Newton is Saint Germain deels geïnspireerd op deze Georges Pierre des Closets, de geheimzinnige boodschapper. Georges Pierre blijkt uit onderzoek iemand geweest te zijn die bevriend was en leerling van de grootste alchemisten van zijn tijd. Iemand die "het poeder" bezat.
Van deze Georges Pierre is bekend dat hij zijn geboorteplaats Caen verliet en later terug keerde als een rijk man. Hij kocht een groot landgoed in Bretteville dat hij in puur goud betaalde. Maar nog voor hij zijn intrek kon nemen stierf hij aan een longontsteking. Van het contact tussen Pierre en Boyle zijn alleen Pierre’s brieven bewaard gebleven, niet de antwoorden van Boyle.
Uit het tijdschrift Mercure Galant komen we te weten dat Pierre een begenadigd reiziger was die op dertigjarige leeftijd reeds Perzië, China, en de hele bewoonde wereld, had bezocht en een talenknobbel was. Het artikel vertelt dat hij vijf jaar heeft doorgebracht met de Patriarch van Antioch die hem de kunst van alchemie en medicijnen heeft geleerd.
In maart 1678 vindt het grote "oecumenische congres van de kabbalistische gemeenschap van filosofen", oftewel de Asterism, plaats in het kasteel van de graaf van Savoy, in Herigo, vlakbij Nice. Er is echter geen plek bekend onder die naam, hoewel Herigo expliciet genoemd wordt in de brieven die aan Boyle bewaard zijn gebleven. De schrijver van het boek die dit congres onthulde, (Lawrence Principe) zei in een interview dat het vinden van Herigo een net zo grote archeologische doorbraak zou zijn als het vinden van Troje. De eigenaar van het kasteel van Herigo, Don Gabriel, de neef van de hertog van Savoye heeft in elk geval echt bestaan.
De boodschapper, Pierre, schreef Boyle over de opmerkelijke demonstraties die op het congres te zien waren: een alchemist die water in een steen veranderde, een Poolse filosoof die plantenzaden in twee uur tijd liet ontkiemen tot planten, en een Chinese alchemist Pursafeda, die een "homonculus" had gemaakt. Dit is een "kleine mens" gemaakt door menselijk sperma te mengen met kippeneieren.
Boyle ontving het bericht dat het congres zijn recepten bestudeerde en goed bevonden had en dat hij officieel kandidaat lid was. Boyle kreeg de belangrijke functie "schatmeester van Frankrijk, Engeland en Spanje" aangeboden. Er werd hem een kist beloofd met drie sleutels waarin alle formules en recepten van de alchemie te vinden zijn. Boyle moest laten weten of hij de uitnodiging accepteerde, maar hij twijfelde omdat hij een eed moest afleggen, en hij daar principiële bezwaren tegen had. Men verzekerde Boyle dat in de eed niets besloten lag wat zijn liefde voor het christendom of de koning zou bezoedelen.
Plots ontstonden er problemen. Boyle’s boodschapper verwondde zich bij de ontsteking van een kanon. Het kanon was één van de geschenken die de Patriarch aan Boyle gevraagd had, als "relatiegeschenk voor de dames van het Turkse hof". De ontploffing doodde vier mensen. Bovendien werd Pierre, de boodschapper, in een brief in opspraak gebracht als een oplichter.
Verdere problemen rezen doordat Lodewijk de Veertiende ingelicht werd over het congres. Lodewijk liet de wachter van het munitiemagazijn in het kasteel omkopen die het kasteel, waar het congres plaats vond, opblies. Dertig alchemistische meesters kwamen bij het congres van de Asterism om het leven. In de laatst bewaarde brief van Pierre riep hij Boyle op niet naar het congres te komen. Boyle deed jaren later nog tevergeefse pogingen opnieuw in contact te komen met Pierre en de Patriarch van Antioch.
De Kit Cat Club was een vroeg 18de eeuwse herenclub, gelieerd aan de Whigs. Hun ontmoetingplaats was de Trumpet Taverne in Londen.
Een Kit-Cat was een soort taart met schapenvlees die bij de bijeenkomsten genuttigd werd. De club stond bekend om de toasts die ze uitbrachten op de schoonheden van de stad, veelal de maîtresses van de heren. De gedichten die ze opdroegen aan de vrouwen werden gegraveerd op een glas. Er zijn een groot aantal glazen met gedichten bewaard gebleven die een mooi overzicht geven van de begeerde dames van die tijd. Charles Montagu, een fervente drinker en rokkenjager, was lid van de Kit-Cat Club waarin hij, net als andere leden, gedichten ter ere van zijn vrouwelijke veroveringen liet graveren op glazen. Ook aan Kit, het nichtje van Newton, wijdde hij een glas. Het gedicht luidt:
"Beauty and wit strove each in vain
To vanquish Bacchus ans his train
But Barton (= Kit Barton) with successful charms
From both their quivers drew her arms
The roving god his sway resigns
And awfully submits his vines
Stamps with her reigning charms, this standard glass
Shall current through the realms of Bacchus pass
Full fraught with beauty shall new flames impart
And mint her shining image on the heart"
Sommige beweren dat de doelstellingen van de club serieuzer waren. Ze zouden de drijvende kracht geweest zijn achter de Glorieuze Revolutie van Willem van Oranje die koning Jacobus verjoeg. Bekende leden van de club waren onder meer Jonathan Swift (toen hij nog Whig was), de schilder Godfrey Kneller en talrijke graven en hertogen.
De strijd van de Franse Profeten begint wanneer in 1702, 2000 protestanten in de bergen van Cevennes opgejaagd werden door 20.000 soldaten van Lodewijk de Veertiende. Dankzij hun geloof konden de profeten goed weerstand bieden.
De Franse Profeten hadden ideeën die overeenkomst hebben met die van de Katharen. De Profeten hadden een grote hekel aan de katholieke kerk en ontkenden de heiligheid van Jezus. Ze kleedden zichzelf in witte hemden, en dankten daar hun bijnaam, de Camisards, aan. Ze begonnen hun activiteiten gewelddadig met het vernietigen van katholieke kerken. Ook castreerden ze bijvoorbeeld een leraar die er een minnares op na hield. De Franse Profeten geloofden dat ze in de Eindtijd leefden, wat door verschillende berekeningen ondersteund werd. Ze beschouwden de Franse koning als Het Beest uit de Apocalyps en voorspelden zijn nederlaag.
Elie Marion werd één van de drie leiders van deze beweging. Marion werd al snel een profeet die in rechtstreeks contact stond met de Heilige Geest en indruk maakte door zijn voorspellingen, en door tranen van bloed te storten. In 1704 vluchtte Elie Marion met zijn profeten, geïnspireerd door de Heilige Geest, uit Frankrijk naar Geneve.
In september 1706 komt hij op 28 jarige leeftijd aan in Londen. In het begin hadden de Profeten slechts 24 leden.
Marion trok de aandacht met zijn openbare profetieën en zijn eerste waarschuwing uitgesproken op 18 september luidde: "De trompet is klaar om te schetteren. Vuur. Lichten, donderballen staan klaar voor jullie vijanden. Alleen de rechtvaardigen die zich aan mijn zijde scharen zullen deze oorlog overleven. De andere zullen vernietigd worden. Het is nu tijd om te kiezen. De strijd is begonnen. Er zijn er hier aanwezig die enkel uit nieuwsgierigheid zijn gekomen. Aan die mensen zal ik mijn woord niet openbaren. Bereid u voor om zeer binnenkort dit land te verlaten en terug te keren naar uw broeders in Frankrijk. Daar zal de grootste strijd aller tijden plaatsvinden. Vecht schouder aan schouder met hen die niet gevlucht zijn. Het einde is nabij."
Nicolas Fatio de Duillier, de vriend van Newton, kwam met hen in aanraking doordat hij wiskundeles gaf aan de kinderen van de vluchtelingen. In die zelfde periode was Fatio bezig met het schrijven van een kabbalistisch traktaat over de visioenen van Ezechiël. Hij vond 1500 verzen in de bijbel, die volgens hem zonder de kabbala niet begrepen konden worden. Hij was diep onder de indruk van Marion’s voorspellingen, die steeds gruwelijker werden en snel zouden plaats vinden. Fatio geraakte betrokken in de strijd van de profeten en werd hun secretaris.
De profeten gaven theatrale demonstraties waarin ze het woord van God verkondigden. Ze worden "bezeten" door God en spraken in tongen en vreemde talen. De gewone protestanten hadden al snel moeite met de Profeten en verboden hun de toegang tot de Franse kerken in Londen. Maar dit verleidde weer net vele anderen om zich wel aan te sluiten bij de beweging. Ook vrouwen sloten zich aan, en kregen openbare berichten door van God en Jezus. Zij identificeerden zich met Jezus, scheurden hun kleren, en droegen soms niet meer dan een lendendoek.
Gaandeweg identificeerden de profeten zich met de verloren stammen die zich verzamelden in Nieuwe Jeruzalem. Marion riep de aanhangers op om groene linten te dragen zodat de engelen hun zouden herkennen op de Dag des oordeels.
Fatio probeerde Newton te overtuigen om zich aan te sluiten bij de profeten. Newton sympathiseerde tot op zekere hoogte met hun gedachtegoed, onder meer de gedeelde antipathie voor het rooms katholieke, en de kabbalistische visie op de bijbel. Maar al snel distantieerde hij zich van de beweging, en ging, om Fatio te overtuigen van zijn ongelijk, zijn eigen datum berekenen voor het Einde der Tijden. Newton kwam op 2060 uit.
Fatio, die zelf geen openbaringen ontving, kreeg van Marion te horen dat hij de tweede grootste offeraar ter wereld zou worden. Hij werd gedoopt door de profeten en "ontving" helende eigenschappen.
Het doel werd nu het geloof van Engeland te veranderen, en samen te strijden tegen Het Beest van Frankrijk. Door alle publiciteit sloten ook meer en meer Engelsen zich aan bij de Profeten. Fatio’s familie was verontrust en zijn broer schreef hem "ik heb horen zeggen dat je een kabbalist bent geworden".
Wanneer de profeten een voorspelling deden dat Londen zou branden, greep koningin Anne in. Marion en Fatio werden voorgeleid voor Rechter Holt in Queen Bench Court.
Marion werd ervan beschuldigd een pseudo profeet te zijn, een verachtelijke godslasteraar en een verstoorder van de orde. Er vonden 10 rechtszittingen plaats waarin ze ook werden verdacht van sodomie en verboden seksuele handelingen.
Op de finale rechtszitting deed Fatio het woord en waarschuwde de rechter hoe gevaarlijk het was een boodschap die van God zelf afkomstig was, te veroordelen.
Op 22 november 1607 worden ze veroordeeld. Tijdens de uitspraak orakelde een kind dat dit groot onheil zou veroorzaken. De "tekenen" hielpen hen in hun populariteit. Deze tekenen waren onder meer de zoon van koning Jacobus, de katholieke Jacobus Francis, die vertrokken was met een vloot naar Schotland om zijn troon op te eisen. Tevens waren er verschrikkelijke donderbuien die de profeten de voorbode noemden van het vuur en de vernieling van Londen die zou volgen.
Ze werden twee dagen lang vastgebonden. De eerste dag aan een schandpaal bij Charing Cross, en de volgende dag bij de Koninklijke Bank. Boven hun hoofd werden de beschuldigingen opgehangen op een stuk papier. Hun terechtstelling werd door een grote menigte bijgewoond die hen bespuwden. Fatio en Marion glorieerden aan de schandpaal. Ze waren trots, ze waren martelaren, die bereid waren te sterven voor hun geloof. De eerste dag werden ze voortijdig van de schandpaal gered door een vader waaraan Fatio bijles gaf. Hij wist de rechter te bewegen de terechtstelling af te breken voor er ongelukken gebeurden.
De tweede dag werd er een enorme hoeveelheid drek gegooid. De sympathisanten van de profeten droegen groene linten zodat de engel hen kon herkennen bij de Apocalyps. Er verzamelden zich 20.000 mensen die tevergeefs de heropstanding van Jezus verwachten.
Fatio en Marion vluchtten na de terechtstelling die ze overleefden, naar Nederland waar ze opnieuw in de gevangenis terecht kwamen in Rotterdam. De vrienden van Fatio probeerden hem los te weken van Marion. Ze zorgden dat Marion eerder werd vrijgelaten en hoopten zo een breuk te forceren. Tevergeefs. Fatio werd langer vastgehouden onder het mom dat zijn vader daarop zou aangedrongen hebben, wat een drogreden was omdat zijn vader al lang gestorven was.
Nadat Elie Marion een kou vatte in Polen stierf hij in Livorno op weg naar Rome. Fatio reisde nog door naar Rome, verbleef daarna een tijdje in Nederland en keerde tenslotte weer terug naar Engeland.
Hellevuurclubs ontstonden in het begin van de 18de eeuw onder de elite van Londen. De inspiratie voor deze clubs werd gevonden bij Dokter Mandeville en zijn boeken waarin hij het kwaad propagandeerde.
In 1714, toen Koningin Anne in de macht was van de Thories, schreef Mandeville zijn beroemde boek "Fabel van de bijen". Zijn overtuigingen dat corruptie en slechtheid noodzakelijke fundamenten waren voor vooruitgang, had grote invloed. De enige bron van weelde is diefstal, stelde hij. De staat moet zijn onderdanen brutaliseren. Het volk moest dom en onwetend worden gehouden.
Zo werd Mandeville een soort van Prins van de Duisternis, die God en de hemelen ontkende en het opnam voor de slechtheid. Hij was de inspiratiebron voor de Britse satanische geheime genootschappen die rond de dood van Koningin Anne opgericht werden door Philip, de Hertog van Wharton. In die tijd waren er veel clubs en genootschappen in Londen, maar de Hellevuurclub was de enige waar ook vrouwen waren toegelaten en gelijk werden behandeld. Ze kwamen twee keer per maand samen en noemden elkaar "broeder". De vrouwen werden "nonnen" genoemd. Vaak werden ook prostituees ingehuurd.
In het begin waren het soms carnavaleske clubs waar de elite zich verkleedde in nonnen en paters, en zich aan elkaar te buiten gingen in zedeloos gedrag. Bijeenkomsten waren ondermeer op Summerset House, het voormalige paleis van koningin Mary.
Later verhuisden de bijeenkomsten naar Medmenham Abbey, dat werd ingericht door een architect met occulte beelden in de tuin, en een grot met op de wanden seksuele afbeeldingen en fallussymbolen. Deze grotten zijn vandaag de dag te bezoeken als toeristische attractie. Ze staan bekend als de Hell Fire Caves. De abdij van Medmemham werd bekend als de rituele tempel van "de monniken van Medmenham", de leden van de Hellevuurclub.
In de grotten vonden rituelen plaats. Vaak waren dit een soort van parodieën op christelijke missen, ook wel zwarte missen genoemd, waarbij het niet ongebruikelijk was vrouwen als altaar te gebruiken, en kinderen te offeren.
Zwarte missen waren in dezelfde periode ook in Frankrijk een veel beoefend ritueel door hovelingen in de omgeving van Lodewijk de Veertiende. Vaak voltrokken ze deze missen om bijvoorbeeld de liefde van Lodewijk te winnen. Er waren katholieke priesters in betrokken. Ook in de Hellevuurclubs werden zulke rituelen volbracht, naast het aanbidden van de duivel en het houden van orgieën. Op deze bijeenkomsten werden "duivelse" gerechten opgediend zoals "Hellevuurpunch", "Heilige Geest Taart", "De lendenen van de duivel" en de "Borsten van Venus" (met kersjes als tepels).
In 1721 kwam er een verordening van de koning die de Hellevuurclubs verbood. Tevergeefs overigens. Wharton (een overtuigde Jacobiet die ijverde voor Jacobus Francis als troonsopvolger) werd nadat de club verboden werd verkozen tot één van de eerste grootmeesters van de vrijmetselarij (tot groot ongenoegen van Desaguliers en Newton).
Rond 1760 waren vele prominenten in de omgeving van de koning, lid van de Hellevuurclub. Het bekendste lid van de Hellevuurclub was Francis Dashwood. Hij organiseerde zwarte missen waar de duivel aanbeden werd en orgiën plaatsvonden. Het motto van de Hellevuurclubs was "Doe wat je wilt". Ze gaven ook pornografische werken uit.
De precieze en exacte geschiedenis van de Vrijmetselarij is nog nooit beschreven, omdat de historische en mythologische geschiedenis door elkaar heen lopen.
De eerste vrijmetselaarsloges die werkelijk bekend zijn, waren Schotse loges op het eind van de 16de eeuw. Dat zijn de loges waar onder meer Robert Moray lid van was, en koning Charles. Tijdens zijn verblijf in Schotland werd Charles ingewijd in de Schotse loge van vrijmetselaars (in Edingburgh), door bemiddeling van zijn vriend Robert Moray.
In de tweede helft van de 17de eeuw zijn er bronnen over loges in Londen, voorgezeten en opgericht door Christopher Wren, de architect van Londen.
Volgens John Aubrey (een oprichter van het Koninklijk Genootschap en zelf vrijmetselaar) werd Christopher Wren al in 1663 vrijmetselaar.
Desaguliers, de rechterhand van Newton, werd de officiële oprichter van de Grootloge van Engeland op 24 juni 1717. De oprichtingsvergadering, waarin de vier reeds bestaande loges werden samengevoegd, vond plaats in de Goose and Gridiron Alehouse, een herberg.
Inspiratie voor dit nieuwe genootschap werd gevonden in het boek The New Atlantis, het utopisch boek van Francis Bacon. Bacon suggereerde de oprichting van een soort wetenschappelijke academie die hij "Het huis van Salomon" noemde.
De rituelen, de graden en de vorm van de "tempel" waarin deze eerste vrijmetselaars bij elkaar kwamen, werden geïnspireerd door het Bijbelse verhaal van Koning Salomon.
De symboliek van de vrijmetselarij is gebaseerd op de bouwkunst en grijpt terug naar de allereerste bouwmeesters zoals Hiram, die voor koning Salomon de tempel van Jeruzalem bouwde. In de vrijmetselarij is Hiram Abiff de hoofdarchitect van Koning Salomo’s tempel, die vermoord werd door drie van zijn werkmannen. Zij wilden hem het geheime wachtwoord ontlokken dat bij elke graad hoorde waarin hij zijn werklieden had ingedeeld. Hij wordt ook wel de "zoon van de weduwe" genoemd. De symboliek van het bouwen werd de symboliek van het leven. De mens was een bouwstuk in wording, of een ruwe steen die kubiek moest worden.
Om dit nieuwe herengenootschap een oude geschiedenis toe te kennen, lieten ze een pamflet ("De Constitutie") schrijven, waarin ze beweerden dat de vrijmetselaars opgericht werden ten tijde van Noach. Een geschiedenis, bijna identiek, aan Isaac Newton’s ongepubliceerde boek "Chronologie". Een boek waarin Newton Noach zag als de bewaarder van de oude kennis en oerreligie.
Zo werd deze nieuwe loge gedrenkt in een oeroude geschiedenis met oeroude rituelen, paswoorden, geheime tekens, begroetingen, en vooral zwijgplicht.
Newton stond bekend om zijn grote drang tot discretie en geheimhouding over zijn alchemistische, kabbalistische en religieuze kennis. De opzet van de Vrijmetselaarsloges was om net deze kennis in besloten sfeer met "broeders" te kunnen bespreken. Iedereen die toetrad deed een eed tot absolute geheimhouding waarbij de straf bij overtreding was dat de keel zou overgesneden worden, de tong uitgetrokken en het lichaam in zee zou geworpen worden.
Van bij aanvang was het de bedoeling dat het een stevige, goed georganiseerde en solide organisatie zou worden.
Jarenlang was Desaguliers Grootmeester en leider van de Grand Lodge. Hij zocht adellijke personen om lid te worden, waardoor de loge snel aanzien verwierf en een bolwerk werd van de adel en koningen. De vrijmetselarij werd heel snel erg populair in Londen en er werden tientallen loges opgericht met duizenden leden. De grootmeesters van de loge hadden allen gemeen dat ze ook leden waren van Newton’s Koninklijke Genootschap. Eén op de vijf leden van het Koninklijk Genootschap werd lid van deze eerste vrijmetselaarsloge.
Zo werd het Koninklijk Genootschap het forum waar Newton zijn natuurfilosofische kennis kon verspreiden, en de Vrijmetselaarsloge het podium voor zijn esoterische ideeën voor een besloten kring van broeders…
Nadat Newton tot ridder werd geslagen, liet hij een wapenschild ontwerpen, dat boven de deur van de boerderij in Woolsthorpe werd geplaatst. Het stelt een schedel voor met gekruiste beenderen. Dit is een belangrijk vrijmetselaarssymbool voor hergeboorte en verwijst ook naar de kabbalistische levensboom, waarin het symbool staat voor de poorten naar hogere kennis die alleen bereikt kunnen worden door een spirituele dood en hergeboorte.
Desaguliers promootte de vrijmetselarij tijdens zijn vele reizen en zorgde voor de oprichting van loges in Nederland en Frankrijk. Dankzij het ambassadeurschap van Desaguliers werden er al snel loges opgericht in het buitenland. In 1730 waren er loges in België, Rusland, Italië, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Rond 1800 waren er al 100.000 vrijmetselaars in Frankrijk.
***