Alchemie wordt de "Koninklijke Kunst" genoemd omdat het al sinds oudsher beoefend wordt dóór of vóór koningen. Een lange Koninklijke geschiedenis die terug gaat tot 27 eeuwen voor Christus, bij de legendarische keizer Huang-Di en op zijn minst duurde tot bij koning Charles uit de 17de eeuw.
In China werd alchemie vooral geassocieerd met de zoektocht naar onsterfelijkheid. In India richtte men zich op het maken van medicijnen, terwijl in het Westen het bereiden van de Steen der Wijzen centraal stond, de "Philosopher’s Stone" die metalen in goud veranderde. Wat alle alchemisten gemeen hadden, is dat ze zochten naar een vorm van perfectie zowel in de vervolmaking van hun ziel, als in hun "grote werk"…
In onze moderne tijden wordt er erg sceptisch gereageerd op het uiteindelijke doel van de alchemisten; goud maken. Dat alchemisten hun ziel tot "spiritueel goud" wilden omsmeden, kunnen de meesten nog wel accepteren, maar dat ze ook fysiek goud wilden maken, wordt vaak hooghartig weggelachen. "Ach, ze wisten niet beter en beschikten niet over onze huidige kennis," wordt hoogstens schouder ophalend gezegd. Toch waren het spirituele en fysieke goud onlosmakelijk verbonden met elkaar. Alchemie was een parallel proces van innerlijke en uiterlijke transformatie. De alchemist kon alleen zichzelf transformeren, als hij ook het proces in de smeltkroes kon voltrekken. Hij wilde immers medeschepper worden.
Was hun ideaal wel zo dwaas en onrealistisch als wij in onze tijd geloven? Alchemisten zagen de wereld en het universum nog als een holistisch geheel waarin alles elkaar beïnvloedde. Een zienswijze die stilaan ook door de moderne wetenschap geaccepteerd wordt. Om een voorbeeld te noemen; in de kwantummechanica ontdekte men dat de proefneming altijd beïnvloed wordt door de waarnemer. Iemand ánders die de proef doet, zal een ánder resultaat hebben. Dit is een behoorlijke alchemistische gedachte.
Hét argument waarom men niet gelooft dat het mogelijk is om goud te maken, is dat men niet gelooft dat het mogelijk is om voldoende energie op te wekken om dit tot stand te brengen. Nochtans is het zeer recent wél gelukt. In 1980 slaagde Glen Seaborg erin om in het Lawrence Berkeley Laboratorium met gebruik van nucleaire fysica het scheikundig element Bismut om te zetten in goud! Theoretisch én praktisch is het dus wél mogelijk om goud te maken. Anders zou er immers geen goud in de natuur zijn. Maar men gelooft niet dat de mens dat proces kan imiteren. Wellicht kan het ook niet met de manier waarop de huidige wetenschap tegen de dingen aankijkt. In een alsmaar meer gespecialiseerde en steriele manier van redeneren, is men misschien wel het contact kwijt met "het grotere geheel". En is men misschien wel het geloof in de onbegrensde mogelijkheden van de mens verloren. Vele uitvindingen die we vandaag voor vanzelfsprekend aannemen, werden ooit als onmogelijk en belachelijk bestempeld.
In 1937 werd de Franse atoomspecialist Jacques Bergier, die bezig was om atoomwapens te ontwikkelen, opgezocht door één van de laatste alchemisten van de moderne tijd, Fulcanelli. Hij kreeg de volgende waarschuwing, die hij erg serieus nam en later publiceerde; "Je staat aan de vooravond van een grote, succesvolle doorbraak, tezamen met andere wetenschappers in de rest van de wereld. Maar sta me toe je te verzoeken zeer, zeer voorzichtig te zijn. Ik waarschuw je. De bevrijding van atoomenergie is gemakkelijker dan je denkt maar de radioactiviteit die dit veroorzaakt, kan de aardse atmosfeer in zeer korte tijd, hooguit een paar jaren, totaal vergiftigen. Sterker nog, de atoombommen zullen in staat zijn met slechts enkele korrels volledige steden te vernietigen. Ik vertel je dit als een feit; de alchemisten wisten dit al heel lang. Ik zal geen poging doen te bewijzen wat ik je zal zeggen maar ik wil je vragen wat ik je zeg over te brengen aan mijnheer Hellbronner (een groot atoomgeleerde). Het geheim van alchemie is dit; er is een manier om materie en energie te manipuleren zodat je, wat moderne wetenschappers "een krachtveld" noemen, kunt creëren. Het veld reageert op de waarnemer en plaatst hem in een geprivilegieerde positie. Oog in oog met het universum. Vanuit deze positie heeft hij toegang tot de werkelijkheid van tijd, ruimte, materie en energie, die normaal verborgen is. Dát is namelijk het Grote Werk…"
De alchemie gaat er vanuit dat er een levengevend principe in de natuur is, "de geest" genaamd. Daarnaast heeft alles in de natuur een unieke essentie, wat ze de "ziel" noemen. De "geest" en de "ziel" zijn materieel geworden in een "lichaam".
Een zaadje kan alleen maar tot bloei komen wanneer het uit zijn schil breekt en zichzelf transformeert. Het middel waarmee in de alchemie deze transformatie geactiveerd wordt, noemt men "filosofisch kwikzilver". In het bereiden van dit "filosofisch kwikzilver" vindt de alchemist zijn eerste grote uitdaging.
Zowel de "geest" als de "ziel" moeten bevrijd worden van hun beperkte staat van zijn. Pas dan kan er een vereniging plaats vinden. Dit noemt men het Chemische Huwelijk van de "Rode Koning" (ziel) met de "Witte Koningin" (geest).
Uit deze verbintenis en vereniging ontstaat een androgyn kind; een onsterfelijke, spirituele ziel die ook wel "het hermafrodiet kind van de zon en de maan" wordt genoemd.
De Alchemist probeert eigenlijk de schepping over te doen. Hij is op zoek naar de essentiële bouwstenen van het leven, en probeert daar nieuw leven mee te creëren. Zijn doel is de schepping te perfectioneren, zowel in de buitenwereld, als in zijn eigen binnenwereld. Daarom stemt hij zijn "grote werk" af op de grote cycli van de natuur en het universum.
Voor meer tips zie: Bibliografie
Bezoek onderstaande websites: