Joost Galema.
Gepubliceerd: december 2010.
In ieders bestaan komt vroeg of laat een moment dat de omliggende wereld plotseling zijn logica verliest en in brokstukken uiteen lijkt te vallen. Voor Geert Kimpen brak dat moment aan op zijn dertiende. Hij kwam thuis en trof zijn moeder in de keuken, ze lag uitgeput met haar hoofd op het blad van de tafel. Gekweld door een lange periode van depressies overwoog ze zelfmoord te plegen. In de kinderlijke overtuiging dat hij haar op andere gedachten kon brengen, zei hij: "Maar ik ben er toch nog om voor te leven?" Waarop zijn moeder zijn tot dan toe harmonieuze leven vergruizelde met het antwoord: "Jij bent geen reden om zin in het leven te hebben."
En daarmee brak er iets in zijn leven.
"Mijn geïdealiseerde beeld", zegt hij, "was dat een moeder altijd bereid was haar leven te geven voor haar kind. Voor mij. En dat ze het dus ook voor haar zoon wilde behouden. Mijn moeder vernietigde die gedachte. Ze wees me af. Tot op dat moment meende ik nog dat ik het middelpunt van mijn ouders' leven was, de belangrijkste reden van hun bestaan. In één zin was ik volwassen. Ook al pleegde ze uiteindelijk geen zelfmoord, het voelde alsof mijn navelstreng werd doorgesneden. Er nestelde zich een mantra in mijn hoofd: 'Als het erop aankomt, moet ik het zelf doen.' En dat was een bittere les."
In zekere zin begon daarna voor Geert Kimpen een lange speurtocht naar een nieuw evenwicht. "Want als het leven in al zijn hardheid toeslaat, ontkomt een mens niet aan de grote levensvragen. Ik ben van nature al een zoeker, - nieuwsgierig naar de wereld, het leven, naar wie God is. Ik was ook ontvankelijk voor het mysterie. Ik herinner me dat we op de jongensschool in Antwerpen kleine eucharistievieringen hielden in de klas. Dan liep er soms een rilling over mijn rug, alsof ik bevangen werd door de heilige geest. Een mystieke ervaring. Maar toen mijn puberteit in alle heftigheid losbrak, wilde ik niets meer met het geloof van mijn ouders te maken hebben. Ik hing toen een brief in mijn kamer op met de strekking: in God geloven is hem officieel toestemming geven mensen te frustreren. Dat was vooral een poging om mijn ouders te kwetsen."
De strijd met zijn ouders zette zich nog een paar jaar voort, want hij zette ook zijn zinnen op het verhuizen naar een gemengd lyceum. Hij hunkerde naar contact met meisjes. "Tot mijn vijftiende groeide ik op te midden van jongens. Vrouwen, vertelden de leraren ons, waren godinnen uit een andere werkelijkheid, onbereikbaar voor ons nietige, verderfelijke wezens. De school bracht ons groot met een verknipt wereldbeeld. Alle vrouwen waren als de maagd Maria: zuiver, goed, mooi, heilig. Wij moesten hen vereren als wezens van een andere planeet. Ik herinner me dat we op een gegeven moment een vrouwelijke stagiaire op school kregen. Alleen al het ruisen van haar rokken... Muisstil staarden we naar haar. Wat vrouwen doorstonden omwille van onze nietigheid. Soms gaven ze hun lichaam als offer voor onze lage lusten. Het beeld van de man als een demonisch wezen, kregen we in onze hoofden gehamerd. Ik wilde van die jongensschool weg, om meisjes te ontmoeten. Maar die (leerlingen en leraren van die) school (waren) was de belangrijkste klant(en) van mijn vader, die een boekhandel had. Dus dat werd een heel gevecht."
"Voor die tijd was ik eigenlijk een brave en vrolijke jongen, die veel met zijn ouders optrok. Als nakomer leidde ik het leven van een soort enig kind. Ik ging vrijwel elk weekend met hen naar een buitenhuis dat we hadden, de oude woning van mijn overleden grootvader in de mijnwerkersstreek van Belgisch Limburg. Naast het huis liep het Albertkanaal. Als het gaat om harmonie had ik daar als kind misschien wel mijn meest indringende ervaring. Op een avond stond ik daar in de duisternis met mijn vader te kijken naar een hemel die vol van sterren was. 'Hoever staan die sterren bij ons vandaan?' vroeg ik. 'Jij kunt je hele leven reizen en dan ben je nog niet aangekomen bij de dichtstbijzijnde ster', antwoordde mijn vader. Ik wilde weten wat er achter die sterren lag. 'Nog meer sterren', zei hij, 'tot in het oneindige.' Op dat moment openden mijn ogen en hart zich voor de enormiteit van het heelal. Ik voelde me kleiner dan een mier, maar tegelijkertijd ook groots, omdat ik het idee had een noodzakelijk onderdeel te vormen van dat universum. Zonder mij zou die kosmos niet zijn wat het was. Ik begreep dat elke zandkorrel onmisbaar is voor het bestaan van een strand. De emotie deel te mogen uitmaken van die oneindige grootsheid overweldigde me."
"Later leerde mijn kabbalaleraar me dat wij als mensen nietig zijn tegenover de schepper. Daar had ik moeite mee. Tot hij het woord "schepper" verving door "Schepping". God was niet persoonlijk, maar het universum dat ik in al zijn grootsheid aan de zijde van mijn vader had ervaren. Natuurlijk was ik nietig tegenover de Schepping maar tegelijkertijd ook een wezenlijk onderdeel. We bidden niet voor niets: 'Onze vader, die in de hemel zijt.' Wat in kabbalistische termen betekent: "Onze vader, die de hemelen is". God staat niet buiten ons. In iedere mens ontmoet je eigenlijk ook God. Hij is geen boekhouder die ergens achter een kosmisch bureau nauwkeurig bijhoudt wat wij goed en fout doen."
"Hoewel ik in mijn puberteit al mijn onlusten en frustraties botvierde op het katholicisme, bleef ik wel geboeid door religieuze vraagstukken. Na verloop van tijd verlangde ik weer naar een spiritueel kader. Dat ontaardde in een zoektocht langs tal van new-age stromingen. Ik ben zelfs een poosje heks geweest. Alles viel weer op zijn plaats toen de kabbala op mijn pad kwam. Die leer bekijkt de verhalen uit de Bijbel, toch de software voor een katholiek, op een andere manier. De Bijbel is geen historie, maar een cryptogram van het leven. Een van de eerste kabbalisten zei al: ‘Wie de Bijbel letterlijk neemt, is een dwaas.' De kabbala reikte mij een methode aan om die woorden en verhalen te decoderen."
"De kabbala is een rationele manier om naar religie en esoterische verschijnselen te kijken. De geschiedenis van Adam en Eva brengt ieder weldenkend mens in een geestelijke spagaat, als je dat verhaal letterlijk neemt. Want in dat geval geloof je óf in Genesis óf in de evolutie. Harmonie is ook spiritualiteit en rationaliteit met elkaar in evenwicht brengen. Een beroemd kabbalist, Isaak van Akko, rekende in de 13de eeuw uit dat het universum 15,3 miljard jaar oud is. De wetenschap schat 13,7 miljard. Verbijsterend dichtbij elkaar. Voor de big bang was er alleen energie, noem het "de goddelijke intelligentie", een zee van licht, die zichzelf wilde leren kennen. Dat kon alleen door een ander te scheppen en daarom creëerde dat licht een zwart punt. Datzelfde geldt voor ons. Ik kan alleen mezelf ontwikkelen in relatie tot anderen. Harmonie is ook de verhouding die je tot anderen hebt. Zij zijn essentieel in ons bestaan. De manier waarop we met onze medemensen omgaan is een perfecte spiegel van onze spirituele ontwikkeling. Spiritualiteit is niet in je eentje op een berg te zitten mediteren. Maar zelfs "de spirituelen" in deze tijd houden zich vooral met zichzelf bezig en enkel met hun eigen ontwikkeling. Terwijl het onze taak als mens net is om een bijdrage te leveren aan deze wereld. (In onze huidige tijd lijkt die houding verloren te gaan. Het is alsof momenteel slechts nog het recht van de sterkste geldt.")
"Toch is er ook een enorm verlangen naar eenheid, heelheid en verbinding. Ik merk tijdens mijn signeersessies vaak hoezeer mensen op zoek zijn naar harmonie. Daar komen veel vrouwen en ik schat dat negentig procent van hen vrijgezel is. Ik vraag me altijd af waarom, want het gaat meestal om intelligente en mooie vrouwen. Hoe kan het dat ze nog steeds alleen zijn? Zelf zeggen ze dat ze op zoek zijn naar een zielsverwant. En kennelijk slagen ze er niet in die te vinden. Volgens de kabbala is het vinden van onze zielsverwant de belangrijkste opdracht in ons leven. In alles wat wij doen, fungeert het verlangen als motor. Wie verliefd kan worden op een ander mens, kan dat ook op het leven, en op alles om hem of haar heen. De kabbala ziet het bedrijven van de liefde ook als een komische paring, een daad die de ziel heelt. Net als veel van die vrouwen op mijn signeersessies verlangde ik naar een grote liefde, iets wat lange tijd onmogelijk leek, maar ik hing mijn bestaan eraan op. Zou dat ideaal mislukken, dan was mijn leven mislukt."
"Ik ben altijd een romanticus geweest. En uiteindelijk zoek ik harmonie, in de zin van innerlijke rust. In de kabbala en de alchemie - zaken die ik heb bestudeerd - zit ook een speurtocht naar harmonie, want het gaat er in die beide levensbeschouwingen om dat de beoefenaar in 'tune' komt met het leven en de kosmos. Maar dat streven naar een hoger ideaal kan ook leiden tot strijd, omdat die houding je in conflict kan brengen met een wereld die minder hoge doelen ambieert. Harmonie is wat mij betreft een dubbelzinnig woord, want het kan ook staan voor het sluiten van een wapenstilstand met het leven, keurig het gedrag vertonen dat de buitenwereld verwacht. Dan krijg je van die jaren vijftig gezinnen, die op zondag niets doen omdat de kerk het zegt, de kinderen spelen, de vader leest de krant, de moeder stopt een sok. Een vorm van innerlijke rust en ingebeelde tevredenheid die de wereld buiten sluit. Van buiten harmonie, maar van binnen schrijnt het."
"Toch is harmonie ook leren mee te gaan op de stroom, erop vertrouwen dat het leven zelf je zal aanreiken wat je nodig hebt. Laat je niet beheersen door angsten, maar laat je verrassen door wat het bestaan te bieden heeft. Vertrouw op je eigen instinct, dan voel je dat je in een bedding belandt, dat je in harmonie bent met de wereld om je heen. Het leven voorziet in alle noden, in alle ambities, waarmee je worstelt. Je moet de wereld om je heen lezen als een boek. Je hoeft er alleen maar voor open te staan. Hoe absurd zaken ook lijken, in alles wat er op je pad komt, zit een geschenk, ook in de slechte dingen."
"Mijn boeken zijn daarvan een goed voorbeeld. Ik liet mijn theaterleven achter me, zonder garantie dat het schrijven zou lukken, maar ik voelde dat ik het moest doen. Vervolgens kreeg ik een mail van een rabbijn, of ik een kabbalacursus bij hem wilde volgen. Ook daar ben ik op ingegaan, wat leidde tot mijn eerste roman. Dat proces van instincten volgen, zet zich nog steeds voort. En soms leidt dat me ook langs doornstruiken. Ik voltooide mijn nieuwe boek, Rachel. Dat kon met een paar kleine aanpassingen, vond mijn uitgever, zo naar de winkel. Rationeel en commercieel de beste beslissing. Maar iets in de roman beviel me niet, zo wilde ik het niet publiceren. Daarom legde ik het proces stil en ben opnieuw begonnen. Ergens zit er iets in me wat ik in dit boek wil zeggen, maar wat er nog niet in staat. De roman klopt niet met wie ik nu ben en wil zijn. En die boeken zijn nu eenmaal vlees en bloed van mezelf."
Geert Kimpen (45) brak door als schrijver met zijn bestseller De kabbalist, waarin de historische figuur Chaim Vital de geheimen van de Bijbel leert kennen. Twee jaar geleden verscheen zijn tweede boek, De geheime Newton over de beroemde Engelse natuurwetenschapper Isaac Newton, die niet alleen het raadsel van de zwaartekracht ontrafelde, maar ook als alchemist zocht naar de steen der wijzen. Meer informatie: www.geertkimpen.com